Kerkuil - Tyto alba
Algemene informatie
Grootte: 34 cm
Spanwijdte: 90-98 cm
Gewicht (gemiddeld) ♂ 315 ♀ 340 gram
Eileg: 7-9
Herkomst: Laaglanden van Europa
Spanwijdte: 90-98 cm
Gewicht (gemiddeld) ♂ 315 ♀ 340 gram
Eileg: 7-9
Herkomst: Laaglanden van Europa
Habitat
Van de kerkuil is bekend dat deze weinig vet kan opslaan, gebieden waar het lange tijd erg koud is met weinig prooi heeft dus niet de voorkeur. Open of halfopen graslanden met bebouwing (ruimte voor roesten en broeden) of oude bomen met holtes. Rotsspleten zijn bijzonder geschikt. Goede schuilmogelijkheden zijn een vereiste. De kerkuil roest eigenlijk uitsluitend in donkere rustige en windvrije omgeving
Algemene informatie territorium (gedrag binnen leefomgeving?)
Het is een vogel die vrij tolerant is in zijn territorium mits er voldoende voedselaanbod is. Over het algemeen word zijn of haar roestplaats liever niet gedeeld echter, jonge vogels doen dat juist weer wel.
Jacht/ methoden en voedselvoorkeur
De kerkuil heeft meerdere methodes om voedsel te vergaren. Het actieve jagen een echte specialist onder de uilen als het op techniek aankomt, te onderscheiden in systematisch afspeuren en het “bidden” (Helicopteren) zoals ook wel bekend bij een Torenvalk. Tijdens de actieve jacht kan de kerkuil vrijwel alles qua technieken in de strijd gooien (denk aan haakvluchten, plotselinge afbuigen, duikvluchten naar beneden met ingeklapte vleugels), en het opportunistisch (pasief) jagen vanaf een uitkijkpost, wachten tot de prooi voorbij loopt en toeslaan. De open of halfopen graslanden zijn doorgaans rijk aan veldmuizen, en dit blijkt ook de favotiete prooi van de kerkuil. Insecten amfibieën en vogels worden alleen bij uitzondering gevangen.
Balts en broedgedrag
Zowel mannetjes als vrouwtjes zijn actief vocaal tijdens de gehele voortplantings periode voetgetrappel en vleugelgeklapper komt voor tijdens de balts om elkaar te imponeren. De copulatie vind meestal rondom de roestplek en of de nestplaats plaats. Kerkuilen hebben een voorkeur qua nest (verschillende materialen, van de ingeprente broedplaats waarop) ze zelf zijn grootgebracht. Met een week of 3 kunnen de kerkuilen om hun voetzolen staan en “lopen” als ze en week of 7/9 zijn zullen ze het nest zachtjes aanverlaten om te leren vliegen en te jagen deze worden door de ouders getraind zoals we dat bij bijvoorbeeld de slechtvalk ook zien, door de ouders word er een prooi in de lucht losgelaten die de jongen op hun beurt moeten vangen. Nadat de jongen zelfstandig prooi kunnen vangen worden niet zelden de jongen door de ouders uit het territorium weggejaagd.
Polygamie komt voor
Monogamie komt voor
Polgynie komt voor indien voldoende voedsel aanwezig
Polyandrie komt voor indien voldoende voedsel aanwezig
Polygamie komt voor
Monogamie komt voor
Polgynie komt voor indien voldoende voedsel aanwezig
Polyandrie komt voor indien voldoende voedsel aanwezig
In gevangenschap
Zijn goed in groepen te houden mits er voldoende schuil en roest plaatsen zijn. En niet te vergeten een ruim voedselaanbod.
Het zijn vogels die zeker richting de voorplantingsperiode voedsel gaan verzamelen en opslaan op potentiele broedplaatsen. Zowel mannen als vrouwen zijn erg vocaal deze periode en zullen sociaal poetsgedrag vertonen als ze een koppel gevormd hebben, nestplaatsen worden niet schoongemaakt door de oudervogels.
Het zijn vogels die zeker richting de voorplantingsperiode voedsel gaan verzamelen en opslaan op potentiele broedplaatsen. Zowel mannen als vrouwen zijn erg vocaal deze periode en zullen sociaal poetsgedrag vertonen als ze een koppel gevormd hebben, nestplaatsen worden niet schoongemaakt door de oudervogels.
Bijzonderheden / wetenswaardigheden
Ondanks alle eisen die de kerkuil stelt aan zijn leefomgeving, kan de kerkuil zich uitermate goed aanpassen en komt daarom wijdverspreid voor over de wereld. In een onderzoek van Alexander Roulin- 1999 werden kerkuilen jongen van rond de 300 gram (behoorlijke jongen) uitgewisseld met jongen van andere broedparen. Zonder noemenswaardige problemen werden deze jongen groot gebracht door de “stiefouders” de jongen waren al dusdanig op leeftijd dat de ouderdieren zouden hebben moeten kunnen zien of horen dat het niet om hun eigen jongen ging. Werd het daadwerkelijke legsel vergroot (met bijvoorbeeld 2 jongen) dan werd de te brengen voedselhoeveelheid niet groter, sterfte steeg. Maar mocht het zo zijn dat een uitgevlogen jong niet voldoende word geboerd door eigen ouders, zou bedelen bij een “stiefouder”een optie zijn
|